Tijdloos Eigentijds
kunstenaars kijken naar oude meesters
23 februari t/m 2 juni 2013
In de tentoonstelling Tijdloos Eigentijds brengt Museum Flehite het werk van zeven hedendaagse kunstenaars samen met dat van zes oude meesters. Dit resulteert in verrassende confrontaties die de bezoeker verleiden om anders naar kunst te kijken. De basis van de tentoonstelling vormt het werk van ‘oude meesters’ Matthias Withoos, Caspar van Wittel, Alida Withoos, B.C. Koekkoek, J.P. van Wisselingh en Armando. Uwe Poth, Seet van Hout, Annemieke Harkema, Margriet Smulders, Marijke Schurink, Peter Tekelenburg en Daan de Jong hebben zich ieder op eigen wijze door hun voorgangers laten inspireren. Hoe zij dat deden en op welke wijze hun werk verband houdt met de oude kunst, is te zien als oud en nieuw naast elkaar hangen. De tentoonstelling maakt duidelijk dat er talloze zichtbare en onzichtbare draden lopen die heden en verleden met elkaar verbinden.
Illustere Caspar van Wittel inspireert
De Amersfoorter Caspar van Wittel (1653-1736) was een leerling van Matthias Withoos (1627-1703). Van Wittel trok naar Italië, waar hij samen met Canaletto en Guardi een van de belangrijkste exponenten van het ‘vedutisme’ werd. Wie zijn werk wil zien moet naar Rome, waar het onder meer hangt in het Capitolijns Museum. Voor deze gelegenheid heeft Museum Flehite echter twee van zijn schilderijen kunnen lenen. Naast Van Wittels spectaculaire Gezicht op het Colosseum hangt het werk van Uwe Poth (1946), een belangrijke vertegenwoordiger van de naoorlogse Europese schilderkunst. Hij vervaardigde speciaal voor Museum Flehite een serie houtsneden, geïnspireerd op Van Wittel. Hier hangen ook de intieme schilderijen van Peter Tekelenburg (1962) waarin de schoonheid en het verval van Venetië tot uitdrukking komt.
Poëzie en hartstocht
Aan de bosgezichten in Tijdloos Eigentijds ligt het werk van B.C. Koekkoek (1803-1862) en J.P. Wisselingh (1812-1899) ten grondslag. De in Amersfoort geboren Van Wisselingh ging in de leer bij Koekkoek, de Nederlandse stamvader van de romantiek. Later trok Van Wisselingh naar Renkum en Utrecht, waar hij zijn omgeving in schilderijen en aquarellen vastlegde. Bij hun werk hangt dat van Armando (1929). Hoewel zijn beeldtaal in niets lijkt op die van de romantici, appelleren zijn schilderijen wel aan de heftige gevoelens die de 18e eeuwse romantici koesterden voor de natuur. De tekeningen die Peter Tekelenburg van de Imbosch op de Veluwe maakte, lijken in letterlijke zin juist meer op de precieze teken- en schilderkunst van de romantici. Ook de hyperrealistische schilderijen van Daan de Jong (1982), die de grootsheid van de natuur in beeld brengen, passen in de romantische traditie.
Bloemenweelde
Alida Withoos (1662-1730) was de dochter van Matthias Withoos. Als een van de weinige vrouwen in haar tijd kreeg ze les van haar vader en kon uitgroeien tot een professionele kunstenares. Haar tekeningen zijn vergelijkbaar met die van Maria Sybilla Merian. Beiden werkten in opdracht van botanische instituten aan tekeningen die in studieboeken verwerkt werden. Vier kunstenaressen lieten zich inspireren door haar ‘bloemrijke’ kunst. Seet van Hout (1957) verwerkte de oude bloemenstudies in een mix van schilder- en borduurkunst. De omvangrijke botanische potloodtekeningen van Annemieke Harkema (1958) weerspiegelen op subtiele wijze de klassieke natuurstudies. De haarscherp gefotografeerde natuurstillevens van Margriet Smulders (1955) en de sieraden en bloemfoto’s van Marijke Schurink (1962) vormen een eigentijdse ode aan de bloemstillevens uit de Gouden Eeuw.
Bij de tentoonstelling verschijnt een rijk geïllustreerd cahier met achtergrondinformatie over de kunstenaars. Er is bovendien een randprogramma samengesteld met onder andere een maandelijks concert in de sfeer van de tentoonstelling en workshops voor kinderen en volwassenen. Voor Museumkaarthouders heeft het museum een bijzondere verrassing: iedere dag geeft zij drie prints cadeau (gelimiteerde oplage) van één van de houtsneden op fotodoek van Uwe Poth.